Mongolië is een van de onbekendste, meest afgelegen en daardoor minst bezochte landen ter wereld. Pakweg de helft van de bevolking leeft er nog een schamel nomadenbestaan. Maar zo zelden wordt men door stilte en leegte geboeid als hier. Direct meer weten over dit onderwerp? Lees dan alles over rondreizen in China. Wil je liever direct een verre bestemming zoeken en aanbiedingen voor je vakantie bekijken? Overweeg dan eens Indonesië, Senegal of Mexico.
Leegte en uitgestrektheid die boeien
Wat me het meest heeft geboeid na een verblijf in de Gobi? Het voortdurend wisselende landschap, de leegte en de uitgestrektheid, de verrassende kleurschakeringen van bruin en beige tot lichtgrijs en roze, de nachtelijke sterrenhemel, de stilte. Vooral de stilte, zó intens dat je je eigen adem kunt horen. Maar er is zoveel meer. Velden vol zachtroze, aster-achtige bloemen, die je nooit had verwacht in een droge, stenige omgeving als deze, die doet denken aan IJsland of Paaseiland en soms zelfs aan de maan. En dan de dierenwereld. Troepen gazellen, gemzen en wilde ezels in het nationale park Gurvansaikhan, adelaars en gieren zwevend tussen ruige rotspieken bij de Yolyn Am-kloof, kuddes wilde kamelen aan de voet van de torenhoge zandduinen bij Khongoryn Els. En er moeten ook wolven, beren en sneeuwluipaarden zitten, maar die krijg je zelden te zien.
De Flaming Cliffs bij Bayanzag, een zandsteenformatie waarvan de naam me pas goed duidelijk wordt als ik er laat in de middag ga kijken; dan namelijk zet de ondergaande zon de rode rotsen in een ongekende vuurgloed. Dit is ook de plek waar in 1922 de Amerikaan Roy Chapman Andrews grote partijen eieren en botten ontdekte van een tot dan toe onbekende dinosaurussoort die naar hem werd vernoemd: Protoceratops andrewsi. Sindsdien worden er regelmatig dinobotten gevonden: het Museum voor Natuurlijke Historie in de hoofdstad Ulaanbaatar heeft er een aantal in zijn collectie. Ooit vormden delen van de Gobi een ondiepe zee en struinden er dino’s door het terrein.
Reizen naar Mongolië
Om Mongolië te leren kennen moet je naar buiten, de stad uit.. Daar vind je met gras bedekte heuvels, afgewisseld met hoge bergketens. Met in het zuiden de Gobi-woestijn die tot ver in China reikt. Het noorden, dat aan Siberië grenst, heeft uitgestrekte bossen. Het midden en oosten, waar de bevolkingsdichtheid het grootst is, bestaat vooral uit grassteppe. Het westen en zuid-westen is qua landschap het meest dramatisch, met de gekartelde toppen van het Altai-gebergte (hoogste berg: Tavanbogd Uul, 4374 meter), maar ook het slechtst bereikbaar.
Het hele land ligt bijna 1600 meter boven zeeniveau, heeft een typisch landklimaat (warme zomers en koude winters). Wel is het zo dat ook in de wintermaanden de zon vaak schijnt, want dit “Land van de Blauwe Luchten” heeft gemiddeld zo’n 260 dagen zonneschijn. Mongolië heeft tal van regio’s en landschappen die beslist de moeite waard zijn om te bezoeken. Zoals het betrekkelijk dicht bij de weinig interessante hoofdstad Ulaanbaatar gelegen nationale park Terelj. Maar de befaamde Gobi-woestijn in het zuiden overtreft alles. Dit is met recht een van de laatste natuurparadijzen op aarde.
Slapen in een Ger
Alleen het zuiden van de Gobi is een echte woestijn. Hoe verder je naar het noorden reist hoe meer bewoond het wordt. De wat grotere plaatsen beschikken zelfs over een of meer, tamelijk primitieve hotels. Maar de meeste reizigers geven terecht de voorkeur aan verblijf in zg. tourist camps, waar je de nacht doorbrengt in een authentieke ger. Een restaurant en een toiletgebouwtje behoren tot de uitrusting. Ze bevinden zich op de mooiste plekken midden in de natuur en je voelt je er één met je omgeving, vooral ‘s avonds als de donkere hemelkoepel bezaaid is met myriaden flonkerende sterren en het sterrenstof van de Melkweg in een brede baan van horizon tot horizon reikt. Mysterieuze plekken zijn het, zoals het Saikhan Ovoo-kamp vlak bij de ruïnes van twee kloosters (Ongiin Khiid) die in de communistische tijd werden verwoest. Het kamp ligt in een bocht van een droog staande rivier. Sommige bezoekers hebben op de oever hun tent opgezet om nóg dichter bij de natuur te kunnen zijn.
Excursie in Mongolië
Heel bijzonder is de gastvrijheid van de weinige mensen die er wonen. Verspreid in het landschap staan hun witte gers, ronde tenten van vilt en zeildoek, zoals ze overal in Mongolië opduiken. Ze zijn licht en gemakkelijk te verplaatsen voor als de bewoners besluiten te verhuizen naar plekken waar meer beschutting is of meer gras of water voor de dieren. De lage deur – doorgaans oranje van kleur en altijd op het zuiden – staat open, want gastvrijheid is het sleutelwoord. Eenmaal binnen – mannen links, vrouwen rechts, de voornaamste gast achterin bij het huisaltaar en recht tegenover de deur – krijg je steevast een kom airag aangeboden, gefermenteerde paardenmelk die zurig maar niet onaangenaam smaakt, samen met brokjes witte kaas gemaakt van kamelenmelk. Buiten zwerft het familiekapitaal: de geiten, schapen en kamelen – hoe groter de kudde, hoe welvarender de mensen. De kleine, vurige paarden zijn de onmisbare hulpjes van dit herdersvolk waarmee zelfs jonge kinderen behendig omgaan. Niet voor niets wordt gezegd dat Mongolen op een paard worden geboren.
Vergane glorie
Verder naar het noorden ligt nog een mysterieuze plek: Kharkhorin. Dit is het oude Karakorum, eens de hoofdstad van het land en de basis vanwaaruit Ögedei Khaan, de zoon van Chinggis, zijn wereldwijde veroveringstochten ondernam. Het armoedige plaatsje van nu heeft niets meer van de grandeur die het ooit moet hebben uitgestraald. De enige bezienswaardigheid ter plaatse is het klooster Erdene Zuu en dat wordt dan ook druk bezocht.
Het was het eerste boeddhistische klooster in Mongolië, gesticht in 1586 en pas 300 jaar later voltooid. Aan de hand van het immense terrein en de indrukwekkende muur met om de 15 meter een stoepa (in totaal zijn er 108) kun je je een voorstelling maken van het complex dat ooit tussen de 60 en 100 tempels heeft geteld en door ca. 1000 monniken werd bewoond. Middeleeuwse ontdekkingsreizigers als Willem van Ruusbroeck en Giovanni de Piano Carpine hebben het bezocht.
Als gevolg van verval en verwoesting staan er nu nog maar drie tempels, twee in Chinese en een in Tibetaanse stijl (het Mongoolse boeddhisme heeft zijn wortels in Tibet). Als ik er ben heeft er toevallig een plechtigheid plaats en ik volg een bonte stoet van monniken – de meeste tamelijk oud, maar ook een paar jongeren – richting de hoofdtempel waar het geluid van bellen weerklinkt en bronzen stemmen mantra’s citeren aan de voet van een reusachtig boeddhabeeld. De tempel is volgepakt met mensen en het lijkt of het oude Karakorum weer even tot leven is gekomen.
Wereldrijk & geschiedenis Mongolië
Ooit was Mongolië, nu ingeklemd tussen China en Rusland, een wereldrijk, het grootste dat op aarde heeft bestaan, groter dan dat van de Romeinen. In de 13e eeuw reikte het Mongoolse rijk van de oostkust van China tot de huidige Oekraine. De troepen van Chinggis Khaan, diens zoon Ögedei en de latere Kublai Khaan drongen door tot in hartje Rusland, Polen en Litouwen, maar ook tot diep in wat nu Pakistan, Iran en Tibet is. In 1251 werd Bagdad ingenomen en de kalief gedood. Dat gebeurde op traditioneel-Mongoolse manier: de man werd in een tapijt gewikkeld en door paarden vertrapt.
In de daarop volgende eeuwen werd het land overheerst door China en, vanaf 1921, door de Sovjetunie. In 1924 werd de Volksrepubliek Mongolië uitgeroepen, waarmee dit het tweede communistische land ter wereld werd. Er braken voor het land zware tijden aan; honger en armoede teisterden de bevolking, de meeste boeddhistische kloosters werden verwoest en duizenden monniken werden vermoord of verdwenen in Siberische werkkampen. Pas met het uiteenvallen van de Sovjetunie rond 1990 trad ook voor Mongolië de dooi in en kon voorzichtig de weg naar democratie worden ingeslagen.